In 2030 moet al 49 procent vande woningen gasvrij zijn
Initiatieven van dorpen en regio’s om eigen windmolens op te richten, verdienen alle steun. Want dorpsmolens bewijzen al decennia hun gelijk.
De broeikasuitstoot moet omlaag om verdere opwarming van de aarde minstens te vertragen, maar liefst om die tot stilstand te laten komen. Dit vereist wereldwijde eendrachtige inspanning om zover te kunnen komen. Maar het begint bij jezelf en bij je eigen omgeving. Daar het verschil maken, helpt al een klein beetje.
We zullen een mix van duurzame energiebronnen moeten benutten, ook windenergie hoort daarbij. De grote en steeds goedkoper wordende windparken op zee dragen zeker bij aan de energietransitie maar is wel de ver-van-mijn-bedshow van de grote energieconcerns en projectontwikkelaars. Als burger sta je daar een heel eind vandaan, letterlijk en figuurlijk.
Wij zijn als dorpsmolenverenigingen van Fryslân al decennialang bezig met wat de regio in onze ogen het beste zelf kan doen: haar eigen energie verzorgen en de opbrengsten ten goede laten komen aan diezelfde regio. De lusten en de lasten horen zogezegd bij elkaar. Door de halsstarrige houding van onze provincie kunnen er geen dorpsmolens bij komen, terwijl er vraag genoeg naar is. Tijd voor verandering.
De Feriening fan Fryske Doarpsmûnen heeft er goed over nagedacht en komt met de volgende denkwijze, kortweg Mienskipsener-zjy fan Doarpsmûnen .
Er zijn 650.000 inwoners in onze windrijke provincie. Per 10.000 inwoners kan in de vorm van een dorpsmolen 3 megawatt worden geplaatst, zodat er per gemeente een doelstelling ontstaat naar rato van haar inwonertal.
Bijvoorbeeld de gemeente Waadhoeke telt ruim 46.000 inwoners. Dan is circa 14 megawatt de doelstelling voor deze gemeente, en dat betekent vijf of zes windmolens, afhankelijk van type en hoogte. Je zou toch denken dat er in die gemeente met veel ruimte zeker plekken zijn waar een solitaire dorpsmolen kan staan, of twee of drie dorpsmolens in een cluster.
In 2021 moeten gemeenten besluiten welke kernen het eerst van het gas af gaan. In 2030 moet al 49 procent van de woningen in de provincie gasvrij zijn. Dat gaat allemaal heel snel. Dit is een heel sterk argument om dorps- en regiomolens, met draagvlak onder de inwoners, mogelijk te maken en mogelijkheden tot opschaling te geven.
De gemeente zelf mag de locaties zoeken, samen met de dorpen en steden in haar gebied. Het wordt niet vrijblijvend, er komen via het Klimaatakkoord en de Regionale Energie Strategieën (RES-Fryslân), nieuwe taakstellingen voor gemeenten, ook met wind op land. Dat willen we nu liever zelf organiseren, of niet dan?
Op deze wijze kunnen we circa 200 megawatt plaatsen in de vorm van Friese dorps- en regio-molens. Kleine dorpen kunnen zich verenigen in een regiomolen, grote kernen kunnen wellicht een eigen windmolen oprichten. Participatie en zeggenschap is hier de sleutel tot succes. Zo ontstaat er een evenredige spreiding van de windopstellingen.
Saneer oudere windmolens. Solitaire opstelling van nieuwe molens is mogelijk, of plaats een paar molens bij elkaar in industriegebied of langs infrastructuren. De masthoogte moet omhoog naar minimaal 60 meter, want anders haal je de beoogde rentabiliteit en megawatts niet. Voor de financiering kan er worden geput uit de landelijke SDE+-regeling, met assistentie van het Fûns Skjinne Fryske Enerzjy en de inwoners van de betreffende gemeente. De exploitatie kan worden gedaan als vereniging, stichting of coöperatie.
Essentieel is de politieke wil om goede mienskipsprojecten van de grond te krijgen. Met alleen zonneparken of kleine windmolens gaan we het niet redden. Windenergie moet op land ruimte krijgen, het biedt mogelijkheden voor participatie, leefbaarheid en draagvlak voor duurzame energie. Zoals de dorpsmolens in Friesland al decennialang hun gelijk hebben bewezen. Geef dorpsmolens de ruimte en wat ons betreft een status aparte!
Zo kan de provincie Fryslân werken aan een uniek project, van onderop en met instemming van de lokale gemeenschappen.
Ron Koopal is voorzitter van de Feriening fan Fryske Doarpsmûnen.
Bron: Leeuwarder Courant